De plantage Ayo is gekocht op 4 Februari 1880. Door Johannes Belliot, Doris Belliot en Telmachus Goudland.
Berlijn is een voormalige houtgrond en suikerplantage gelegen aan de bovenstroom van de Para te Suriname. De Parakreek ligt in het district Para en mondt uit in de Surinamerivier. Uit de houtgrond is het dorp Berlijn of Balen ontstaan.
Oprichting
In de jaren 1760-1763 werd aan de Para-kreek een aantal houtgronden uitgegeven, waaronder Berlijn in 1763. Berlijn grenst stroomopwaarts aan de houtgrond Oranje en stroomafwaarts aan de Drie-Zwitsersgrond.
De houtgrond Berlijn werd in de volksmond ook wel Bareen genoemd of Baroen, mogelijk afgeleid van Borries, naar de stichter van de plantage: kapitein Walraad Hendrik Godlief van Borries (1728-1771). Van Borries was afkomstig van Pruisen, vandaar zijn keuze voor de naam Berlijn. In 1766 huwde hij met Johanna Margaretha Crommelin (1739-1768), dochter van gouverneur Wigbold Crommelin; zij overleed anderhalf jaar later.
De plantage was begonnen als een houtproductiegrond, maar was ambitieus van opzet en in die tijd de grootste plantage van de boven-Para. Van Borries liet zelfs een molenmaker komen om een watergedreven zaagmolen op te zetten. Deze molenmaker, Jan Schot, arriveerde in 1768 vanuit Philadelphia. Dat jaar was de plantage 4.400 akkers groot, met 165 slaven.
Vanaf 1770 werd er suikerriet en koffie geplant. In 1771 was het oppervlak gegroeid tot 6.800 akkers, met 204 slaven.
Emancipatie en het dorp Berlijn
In 1831 telde de houtgrond Berlijn 234 slaven, en een oppervlakte van 3500 akkers.
In 1854 huurde de EBG-zendeling Bramberg een woning op Berlijn en begon er het kerkelijk werk. Dit met instemming van eigenaar Robert Kirke. De hoofdvestiging van de Evangelische Broedergemeente was te Bersaba.
In 1863, het jaar van de emancipatie, werden te Berlijn 376 slaafgemaakten vrijverklaard. Enkele bekende Surinaamse familienamen komen van de houtgrond Berlijn, zoals: Belliot, Bijlhout, Derby, Hiwat, Hoepel, Leter, Linger, Macknack, Neslo, Watson en Winter.
De erven Balfour ontvingen van de Nederlandse regering een “tegemoetkoming” ter grootte van 117.600 gulden. Van de suikerplantages Waterloo en Hazard te Nickerie ontvingen zij een tegemoetkoming van 118.700 gulden. Robert Kirke verbleef toen reeds in Schotland. Plantagedirecteur M. Hutchinson vulde het borderel in. J.J. Hewitt, boekhouder en koopman te Nieuw-Rotterdam tekende voor de tegemoetkomingsgelden.
Na de emancipatie werden de plantages Waterloo en Hazard voortgezet, maar Berlijn werd buiten productie gesteld en verkocht aan de voormalige slavenbevolking. Dit was het begin van het dorp Berlijn of in het Sranan: Balen.
Bron: Wikipedia
We hebben je toestemming nodig om de vertalingen te laden
Om de inhoud van de website te vertalen gebruiken we een externe dienstverlener, die mogelijk gegevens over je activiteiten verzamelt. Lees het privacybeleid van de dienst en accepteer dit, om de vertalingen te bekijken.